Intercollegiale toetsing - 3 redenen om het in te zetten
De afgelopen anderhalf jaar staat de vakliteratuur er bol van; 70-20-10, terug naar werkplekleren, de professional zelf verantwoordelijk, social learning…het gaat maar door.
In de basis is de boodschap eigenlijk heel simpel: mensen leren het meest wanneer zij leren van elkaar. Als ik naar mijn eigen situatie kijk klopt dat ook zeker. Gelukkig zie ik steeds meer van mijn klanten de beweging naar meer werkplekgeoriënteerde leervormen maken.
Wanneer het aankomt op het toetsen en vastleggen van de kennis van medewerkers wordt echter vaak nog gebruik gemaakt van 'klassiek' toetsen, meestal in de vorm van een e-toets. Dat vind ik jammer. Leren op de werkplek is juist bijzonder waardevol, omdat je leert van 'echte' ervaringen. Je leert om te gaan met situaties die zich in de praktijk voordoen, in plaats van met hypothetische scenario's. Je werkt onder de stress die gepaard gaat met de situatie en moet presteren onder druk. Is dat niet uiteindelijk wat we van onze medewerkers willen? Aantoonbaar maken dat zij met deze scenario's en risico's om kunnen gaan?
Dat is niet wat we toetsen met een e-toets. De enige manier om vaardigheden echt te toetsen is om ook het toetsen te doen op de werkplek, wat mij betreft door collega's onderling. Hoewel de meeste ziekenhuizen waar ik als consultant kom het hier in theorie wel mee eens zijn, durven ze in de praktijk deze stap meestal niet te maken. Toetsen op de werkplek staat in de discussie vaak gelijk aan het verlies van controle over het proces en de kwaliteit van het toetsproces.
Ik heb drie redenen om deze stap toch te zetten:
1. Intercollegiale toetsing is minder fraudegevoelig dan een e-toets
Intercollegiaal toetsen is minder gevoelig voor fraude, maar vaak wordt het tegendeel beweerd. Organisaties zijn bang dat wanneer intercollegiaal toetsen is toegestaan er teveel ruimte is voor 'vriendjespolitiek', waarbij mensen van elkaar maar even aangeven dat ze bepaalde vaardigheden bezitten.
Uiteraard is dit een risico en het zal vast weleens gebeuren, maar hier wil ik iets tegenover zetten. Zoals eerder besproken zal een intercollegiale toetsing gebeuren in een realistische setting. In de zorg betekent dit doorgaans: bij een patiënt. Noch de toetsende, noch de getoetste verpleegkundige zal tijdens de toetsing, of op welk andere moment dan ook, schade willen berokkenen aan de patiënt door een foutieve ingreep te doen. Daardoor wordt de sociale controle groter. Ik kan je garanderen dat een toetser in zal grijpen voordat er iets mis gaat.
Ik heb met vele verpleegkundigen gesproken en als er iets is wat iedereen wil voorkomen is het een fout maken waar de patiënt de gevolgen van voelt. Hier kun je zien waar zo'n fout toe kan leiden:
Iedere verpleegkundige heeft dat in het achterhoofd en niemand wil medeverantwoordelijk zijn voor een dergelijke situatie. Door werknemers op deze verantwoordelijkheid aan te spreken zal men de toetsing zeker serieus nemen.
2. Intercollegiale toetsing is meer valide dan een e-toets
Met een intercollegiale toets op de werkvloer toets je of iemand de werkzaamheden van alledag aankan. Met een e-toets test je of iemand dat theoretisch kan. Dit is een groot verschil. Als ik de keuze heb tussen een verpleegkundige aan mijn bed die in de praktijk heeft aangetoond capabel te zijn of een verpleegkundige met een 10 op haar theorie, dan kies ik toch voor de eerste.
Bovendien zijn de meeste e-toetsen multiple choice. Hierin zit een gokkans. Je kunt theoretisch op puur geluk een toets halen, wat meet je dan nog?
Ik heb wel eens een e-toets moeten testen voor een klant. Deze toets ging over cardiovasculaire accidenten en was gemaakt door een van de grote e-learningleveranciers in de zorg. De meeste mensen die dit blog lezen hebben waarschijnlijk moeten zoeken wat een cardiovasculair accident überhaupt is. Ik heb dat voor de toets ook even gegoogled.
Vervolgens heb ik die toets gehaald, met een score van 72%. Niet omdat ik zo medisch onderlegd ben, maar door het - meestal taalkundig - goed lezen van de vraag, of het makkelijk kunnen wegstrepen van te ver gezochte antwoordalternatieven. Hierdoor werd de kans dat ik de antwoorden juist zou gokken groot genoeg om de toets te halen, zónder kennis vooraf!
Het zal natuurlijk niet altijd zo gaan, maar het lijkt me overduidelijk dat het maken van een goede multiple choice toets, waar medewerkers echt getoetst worden, bijzonder lastig is.
3. Intercollegiale toetsing is praktischer en financieel aantrekkelijker dan een e-toets
Misschien een wat minder inhoudelijk argument, maar laten we ook eens praktisch kijken. Hier zie je een greep uit een verpleegkundig profiel van ons CAPP Kwaliteitspaspoort van een willekeurig verpleegkundig profiel.
Er staan nogal wat bekwaamheden in die moeten worden aangetoond. Als je praktisch gezien een medewerker een half uur toetstijd moet geven om voor elk van deze onderwerpen een toets te maken (en dan heb ik het nog niet over eventuele vergoeding van studietijd) dan is de medewerker in kwestie bijna meer bezig met toetsen dan met de daadwerkelijke beroepspraktijk.
Wanneer er getoetst kan worden in het werkproces van alledag is de impact veel kleiner. Bovendien heb ik gemerkt dat een werknemer meer open staat voor een dergelijke vorm van toetsing. Iedereen begrijpt dat je moet kunnen aantonen geschikt te zijn voor je werk, zeker wanneer de gezondheid en veiligheid van mensen op het spel staat. De grootste weerstand tegen scholing ontstaat immers doordat mensen te veel kostbare werktijd aan theorie kwijt zijn, terwijl het juist om de praktijk op de werkplek gaat!
Ik ben erg benieuwd naar hoe anderen hier tegenaan kijken. Stuur mij gerust je visie.
In mijn volgende blog zal ik een casus bespreken waarin het toetsen mijns inziens erg goed belegd is op de werkvloer, dus houd ons blog in de gaten!